Goed nieuws! Afgaande op de voorspellingen van het WTTC zal het wereldwijde toerisme het komende decennium een spectaculaire groei meemaken. Terwijl de wereldeconomie in 2012 met slechts 2,3% groeide, steeg Travel & Tourism met 3,2%. Ook voor de komende tien jaar zijn de vooruitzichten veelbelovend, namelijk een jaarlijkse groei van gemiddeld 4,4%.

Hiermee zal onze sector in 2023 verantwoordelijk zijn voor ongeveer 10% van de totale wereldeconomie en werkgelegenheid. Dit is natuurlijk goed nieuws voor iedereen die bij het toerisme betrokken is, maar dit roept bij mij ook enkele prangende vragen op. Want op welke manier kan Nederland hier maximaal van profiteren? Hoe en waarheen zullen deze 1,6 miljard toeristen jaarlijks reizen? En hoe voorkomen we dat vakantiebestemmingen en het milieu niet bezwijken onder deze horde toeristen?

Het doel van mijn komende paar blogposts, is om met jullie na te denken over deze vraagstukken. In dit blog zal ik de eerste vraag behandelen: Een deel van de groei komt vanuit de BRIC-landen, hoe slaan wij hier een slag uit?

Hoe belangrijk is de groei?

Een mooie kans voor Europa is het inkomend toerisme vanuit de BRIC-landen en andere opkomende landen, waar mensen voor het eerst intercontinentaal reizen. Europese landen zullen in toenemende mate met elkaar gaan concurreren om deze nieuwe doelgroepen voor zich te winnen. In 2007 bedroeg het aantal toeristen dat vanuit de BRIC-landen naar Nederland afreisden 320.000. Afgaande op de prognose van Global Insight zal dit in 2020 opgelopen zijn tot 820.000. Ondanks het feit dat dit een toename van 156% is, blijft het totale aandeel slechts 5,8% van het inkomend toerisme. Dit is qua absoluut aantal toeristen misschien gering, echter is de economische waarde fors hoger. Zo geeft een Chinees in de gemiddeld 1,6 dagen dat hij in Nederland verblijft, in totaal € 745 per persoon uit! Dit zou neerkomen op ongeveer € 119 miljoen in 2011 door 160.000 Chinezen, aldus het NBTC. De toeristen die vanuit onze buurlanden op vakantie komen naar Nederland vallen hier relatief gezien bij in het niets. Neem de totale uitgaven van onze belangrijkste afzetmarkt Duitsland: € 854 miljoen in 2011 door bijna 3 miljoen toeristen, wat gemiddeld € 285 per verblijf is. Dit zullen in 2020 naar schatting 3,4 miljoen Duisters zijn, waarmee een inkomstenstijging van zeg 400.000 x € 284 = € 113 miljoen gemoeid gaat. Vergelijk dit met de Chinese inkomstenstijging van 220.000 x € 745= € 163 miljoen. Kortom, het absolute aandeel van 5,8% BRIC-toeristen in 2020 is absoluut gezien misschien niet groot, maar economisch gezien wellicht de belangrijkste groeifactor als het gaat om inkomend toerisme.

Doen we al voldoende om te profiteren van deze groeimarkt?

Een mooie kans voor de Nederlandse economie zou je denken, echter lijkt het er op dat Nederland er toch niet het maximum uithaalt. Zo verwacht Global Insight dat het Nederlandse marktaandeel binnen Noordwest-Europa, qua internationaal inkomend toerisme zal dalen van 13,3% in 2007 naar 12,4% in 2020. Blijkbaar doet Nederland onvoldoende haar best om deze nieuwe doelgroep aan zich te binden. Dit is jammer, omdat uit onderzoek van het ETC blijkt dat het aantal bliksembezoeken aan Europese landen zal afnemen en zich meer op individuele landen zal gaan concentreren. De BRIC-toeristen die voor de 2de keer naar Europa komen, kiezen namelijk eerder voor 1 of enkele landen waar ze tijdens hun EU-reis het meest positief over waren. Omdat een langer verblijf inherent is aan hogere bestedingen, zal het economische belang voor deze individuele verblijfslanden alleen maar groter worden.

Het belang van het Schengenvisum

Het NBTC doet uiteraard uitermate haar best om Nederland internationaal te promoten. Met alleen marketing zijn we er echter nog niet, want ook het aanbod zal moeten transformeren om in te spelen op de nieuwe marktvraag. Volgens marktramingen van het ETOA ziet 21 % van de potentiële toeristen uit opkomende landen af van hun reisplannen naar Europa als gevolg van de visumvoorschriften. Het verkrijgen van een Schengen-visum is voor 3 van de 4 BRIC-landen verplicht om een rondreis door Europa te maken. Omdat de procedure veel tijd en moeite in beslag neemt, kiezen veel Chinezen ervoor om dit uit te besteden aan gespecialiseerde ADS-reisagenten. Via een ADS-visum kan voor een hele groep Chinezen tegelijk een visum worden verkregen. Het visum moet worden aangevraagd in het land waar men aankomt, of in het land waar men het langst verblijft. Begrijpelijk is dat het land dat de visa verstrekking het snelst en klantvriendelijkst afhandelt, de concurrentieslag wint, wat weer inherent is aan meer inkomsten. Opvallend is dat eind 2012 Duitsland en Frankrijk samen een visumbemiddelingsbureau in China hebben opgericht, met als doel de Chinezen naar hun landen toe te trekken. Het proactief benaderen en tegemoetkomen van Chinese toeristen is essentieel om de perceptie te verbeteren. Op deze manier kan een land transformeren van doorreisland naar aankomstland/hoofdbestemming. Binnen de Nederlandse politiek zijn er nu plannen om per 1 november een pilot te lanceren om Schengen-visum aanvragen digitaal af te handelen. Tevens opende Nederland in juli 2013 speciale visumbureaus in Peking, Guangzhou en Shanghai. Zou dit een eerste stap zijn om het tij te keren?

Overige aandachtspunten

Behalve de visumafhandeling liepen buurlanden zoals Duitsland ook voor qua communicatie met de Chinezen die geen Engels spreken. Wegwijzerborden op luchthavens en grote stations, brochures en websites zijn blijkbaar nog onvoldoende vertaald in de BRIC-talen. Ook qua eten voelen de Chinezen zich niet altijd thuis in de Nederlandse hotels. Dit is vaak te wijten is aan een gebrekkige kennis van de Chinese cultuur, maar soms wordt er ook bewust voor gekozen. Zo gaf de gemeente Amsterdam in 2011 zelfs aan kritisch te zijn tegenover de toegevoegde waarde van een Chinese massatoerist, omdat ze vrezen dat de stad het qua capaciteit niet aan zou kunnen. Deze conclusies komen onder meer voort uit een onderzoek van Tegenlicht uit 2011 en het rapport ‘De Chinese reismarkt’ dat in 2006 al is opgesteld met het oog op de komst van de Chinezen. Ook hier is het tij gelukkig aan het keren, want inmiddels zijn de eerste stappen ondernomen door bijvoorbeeld Schiphol, die in 2012 een App heeft gelanceerd om borden in het Chinees te vertalen. Daarnaast werken het NBTC, KLM, Amsterdam Airport Schiphol en de gemeente Amsterdam sinds 2012 samen aan de promotie van Nederland in China middels de ‘Holland Alliantie China’. Het lijkt erop dat 2012 het jaar is waarin een begin is gemaakt aan de noodzakelijke inhaalslag, waardoor Nederland hopelijk steeds populairder zal worden onder de Chinezen.

Globaliseringskansen van reismarktexpansie naar de BRIC-landen

Behalve het inkomend toerisme moet er een financieel gewin te behalen zijn via de exploitatie van verblijf en vermaak in het buitenland. Ook kan het uitgaand toerisme deels voor rekening worden genomen door Europese touroperators. Zowel TUI als Thomas Cook zijn op jacht naar winst in deze nieuwe markten. Het overnemen of starten van joint-ventures in BRIC-landen is populair, maar nog lang niet voltooid. Zo heeft TUI aandelen buiten het toerisme verkocht, met als doel fors te kunnen groeien in BRIC-landen. Het feit dat TUI in 2012 de eerste grote Europese touroperator is die toestemming heeft gekregen om Chinese toeristen naar o.a. Europa te vervoeren, zegt genoeg over het huidige beginstadium van deze markt. Naast touroperators zijn ook autoverhuurbedrijven haastig op zoek naar het meeprofiteren van de wereldwijde groei in het toerisme. Zo heeft Hertz onlangs nog 20% aandelen overgenomen van China Auto Rental, waarmee het hoopt voet aan de grond te krijgen in de regio.

Ook voor kleinere touroperators/nichespelers zou een internationale oriëntatie wellicht grote kansen kunnen bieden. Zeker gezien het feit dat BRIC-toeristen de offline stap overslaan, en gelijk digitaal gaan. Een nichemarkt van een Nederlandse touroperator, neem bijvoorbeeld een touroperator die duikvakanties verkoopt, kan op het wereldtoneel uitgroeien tot een grote speler binnen één bepaalde niche. Kortom, globalisering binnen de toeristische sector staat volgens mij pas in de kinderschoenen en biedt voor veel partijen nog enorme kansen, zeker met het oog op de enorme groei die het wereldwijde toerisme de komende 10 jaar zal meemaken. De vraag is of wij er al optimaal op inspelen, of zou dit beter kunnen en moeten?